De schijnzelfstandige en zijn vakantiedagen

Eind afgelopen jaar (namelijk op 29 november 2017) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat onder omstandigheden vakantiedagen niet vervallen of verjaren, maar zelfs onbeperkt kunnen cumuleren. In dit geval waren de bewuste omstandigheden gelegen in het feit dat er sprake was van schijnzelfstandigheid.

 

Wat was er aan de hand?

De Brit Conley King had meer dan dertien jaar als zelfstandige gewerkt voor Sash WW. Op basis van zijn contract ontving hij uitsluitend provisies en als hij met vakantie ging, werd hij niet doorbetaald. Pas toen hij met pensioen ging, vorderde hij vakantieloon en een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen omdat hij van mening was dat er sprake was van schijnzelfstandigheid. Daarin kreeg hij van de rechter gelijk, maar toen rees de vraag of zijn rechten op vergoeding van zijn vakantieaanspraken niet waren verjaard. Want daarop beriep zich Sash WW. Het is die vraag die de Engelse rechter aan het Hof van Justitie voorlegde.

Het Hof stelt voorop dat het recht van werknemers op jaarlijkse vakantie met behoud van loon niet mag worden uitgesloten of beperkt. Daarop geldt slechts één uitzondering, te weten het cumuleren van vakantiedagen van een arbeidsongeschikte werknemer. De Europese wetgeving verzet zich er namelijk niet tegen dat in dat geval een recht op cumulatie van het vakantietegoed mag worden beperkt door middel van verjaring van deze dagen. In de zaak van King was echter geen sprake van arbeidsongeschiktheid en dus was het de vraag of ook in zijn zaak aanleiding was een dergelijke beperking van cumulatie van de vakantieaanspraken toe te staan.

Het Hof van Justitie vindt van niet, omdat de werkgever van King niet, zoals wel het geval is bij langdurige ziekte, te maken heeft gehad met perioden van afwezigheid die moeilijkheden voor de arbeidsorganisatie hebben meegebracht. De werkgever heeft juist voordeel kunnen halen uit het feit dat King geen doorbetaalde vakantie heeft genoten. Dat verhoudt zich volgens het Hof van Justitie niet met een verjaring van vakantieaanspraken.

King wordt dus in het gelijk gesteld en heeft alsnog recht op uitbetaling van niet-genoten vakantierechten gedurende de periode dat hij voor Sash WW heeft gewerkt. En dat zijn maar liefst dertien jaar.

In de vakliteratuur wordt erop gewezen welke gevolgen deze uitspraak voor het Nederlandse recht heeft als sprake is van schijnzelfstandigheid. Allereerst wordt erop gewezen dat werkverschaffers die werkers als opdrachtnemer te werk stellen er rekening mee moeten houden dat deze werkers na beëindiging van de arbeidsverhouding in rechte kunnen stellen dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, en alsdan niet alleen de bijbehorende ontslagbescherming maar ook het niet betaalde vakantieloon c.q. de vergoeding kunnen vorderen.

Een tweede aspect dat speelt is dat het Nederlandse recht in dit geval niet voldoet aan de eisen die het Hof van Justitie stelt. Het Nederlandse recht kent namelijk verjaringsregels waardoor de onderhavige vorderingen wél verjaren en dit betekent dat de Nederlandse wetgever genoodzaakt is om de wetgeving op dit punt aan te passen aan de Europese wetgeving. Doet zij dit niet, dan is de Nederlandse Staat aansprakelijk voor het (op grond van deze foutieve wetgeving) verjaarde deel van de vorderingen. Dit is vaste rechtspraak.