Onvoorziene gemeentelijke projecten

Kan de gemeente onder een overeenkomst uitkomen met een beroep op onvoorziene omstandigheden?

Private partijen sluiten wel eens overeenkomsten met gemeenten en andere overheden. Het gaat dan niet enkel om leveringen van goederen en diensten, maar vaak ook om het op schrift stellen van intenties ten behoeve van toekomstige projecten, waarbij de overheid en de private partij samen een doel proberen te bereiken.

Dat speelde ook in de (voormalige) gemeente Vorden. Twaalf jaar geleden vatte die gemeente het idee op om een aanzienlijke hoeveelheid nieuwbouwwoningen te realiseren. Ze sloot een projectontwikkelingsovereenkomst met een private partij. Als vervolg daarop ging die private partij ‑ zoals dat wel vaker voorkomt ‑ alvast de nodige gronden kopen en startte de gemeente met de voorbereidende werken, bestaande in het plannen van de ontwikkeling en zorgdragen voor de juiste bestemming.

Maar nadat partijen afspraken met elkaar maakten, had de gemeente niet erg veel zin meer om het project verder uit te voeren. Zij stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, die een voortzetting van het project onmogelijk maakten: de voorziene bevolkingskrimp.

Kan een gemeente zich verschuilen achter een dergelijk argument om heel eenvoudig onder een overeenkomst uit te kunnen komen? De Hoge Raad heeft onlangs bevestigd dat terughoudendheid gepast is bij een beroep op het leerstuk van de zogenaamde onvoorziene omstandigheden. Daarbij moet enerzijds beoordeeld worden of de aangevoerde omstandigheden niet al verdisconteerd waren in de overeenkomst, of deze omstandigheden tot een beleidswijziging hebben genoopt en anderzijds of de omstandigheden van dien aard zijn dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de gemeente verwacht mag worden (waarmee ongewijzigde nakoming van de overeenkomst evenmin verwacht kan worden). Daarbij dienen die aangevoerde omstandigheden gelet op de aard van de overeenkomst afgewogen te worden tegen de aard en het gewicht van de betrokken maatschappelijke belangen.

Eenvoudig gesteld: een gemeente (of een andere partij) kan haar wederpartij niet snel met een kluitje in het riet sturen met een beroep op het leerstuk van de onvoorziene omstandigheden. Niet snel mag worden aangenomen dat een voorliggende casus in dat straatje thuis hoort.