De hoogste prijs = marktconform?

In het Jerichower Land (in Duitsland) werd 2,6 ha overheidsgrond als land- en bosbouwgrond te koop aangeboden. Bij een openbare verkoop maakte een belanghebbende (de overheid) bezwaar en werd de koop tegengehouden. De koopprijs zou in geen verhouding staan tot de werkelijke (markconforme) waarde van het perceel. Deskundigen hadden namelijk berekend dat die prijs maximaal 50% van het bod zou bedragen.

Om de verkoop tegen te houden werd gebruik gemaakt van een nationale regel die tot doel had een speculatieve koop - zoals hier- tegen te houden en op die manier de schaarste op de markt voor bos- en landbouwgrond tegen te gaan. De vraag is natuurlijk of dergelijke regelgeving in feite ongeoorloofde staatssteun is. De geïnteresseerde boer/bosbouwer kan de grond via die regel tegen een veel lagere prijs kopen dan wanneer er volledige vrije markwerking zou zijn.

De relevante vraag daarbij is of er een directe band bestaat tussen het door de begunstigde genoten voordeel en een vermindering in de staatsbegroting.

Het Europees Hof van Justitie oordeelde dat de hoogst geboden prijs in beginsel de markconforme prijs is. Dat kan anders zijn wanneer er - zoals hier het geval was - om een oneigenlijke reden een bod wordt uitgebracht. Dan mag men ook andere factoren meewegen om te bekijken wat nu echt de markconforme prijs is, zonder dat gunning tegen die prijs als (ongeoorloofde) staatssteun aangemerkt moet worden.

Deze uitspraak opent mogelijkheden bij openbare biedingen en inschrijvingen waarbij niet de hoogste prijs wordt aangeboden, maar mogelijk wel het beste of het meest correcte aanbod werd gedaan.

Aan de andere kant biedt het overheden ook de mogelijkheid om soms te handelen op andere gronden dan uitsluitend winstgedrevenheid.